21 januari 2006

 
In Santiago gelogeerd
September 1987

Weer in Rio. Het weer is hier woest. Regen jaagt langs de ruiten van het hotel. Striemt de golven op het strand. Buigt de bomen op het land. Dus zit ik hier met een trui aan in het Italiaanse restaurant van het hotel fettucine te eten voor lunch. Er wordt over de luidsprekers beschaafde Italiaanse folkloristische muziek gespeeld, maar wat zit er voor een vreemde beat achter? Dan ontdek ik waar de zware beat vandaan komt. Buiten in de grote glazen serre staat een klein bandje, orkestje, formatie hoorde je vroeger veel, iets totaal anders te spelen. Ik kan niet horen wat, maar aan de lichaamsbeweging van de muzikanten kan ik zien dat het geen trio-sonate van Schubert is. Alleen de beat klinkt door en die klopt op de een of andere manier toch met de Italiaanse muziek. Na enige tijd, wanneer in het anderssoortige restaurant buiten in de serre de muzikanten weggaan, de zware bongo-combinatie onder de arm dragend, hoor ik het eeuwige lied ‘O sole mio’ uit onze eigen luidsprekers.
Naast me zit aan een grote, ronde tafel een groep broodmagere Amerikaanse vrouwen met oververzorgde make-up, allemaal ‘weight watchers’ maar nu even niet. Sommigen met de zonnebrillen achter op het hoofd, al heeft de zon zich al dagen niet laten zien. Eigenlijk lijken ze allemaal op elkaar. Toch is er één die mijn aandacht trekt. Ze is ongeveer dertig, ze is mooi en blond, maar haar mondhoeken staan treurig naar beneden gericht. Ik probeer in mijn boek te lezen, maar dan hoor ik één van de vrouwen opspelen over de prijs van een massage, die ze outrageous vindt. Ik wil graag meer weten maar beleefdheid wint het van nieuwsgierigheid. Dan vertrekken de meesten. Twee blijven nog achter en kruipen naast elkaar om te roddelen over degenen die weg zijn. Ik drink mijn koffie, betaal en ga ook weg. Buiten is het nu zo donker geworden dat ik sneeuw begin te verwachten. Het is vier uur. Nacht in de middag. Eigenlijk opgesloten in het hotel, niet alleen vanwege het weer, maar ook vanwege de vele roofovervallen in de stad. Misschien komt het door de waarschuwingen maar ik heb me nog nooit zo onveilig gevoeld hier in Rio. Van de bemanning die vanmiddag vertrekt is ook weer iemand overvallen. Je wordt aangeraden een kluisje in het hotel te huren. Het lijkt erop dat de armen nu komen opeisen wat ze tekort komen. We zijn de gevangenen geworden van onze welvaart. Wat te doen denk ik: buiten de jungle en binnen ik, die naar de resultaten van de Dow-Jones aandelenindex zit te kijken op een tv-kanaal dat rechtstreeks via een satelliet verbonden is met de VS.
Een scherpe hoest en een pijnlijke keel vergezellen me op mijn weg naar Santiago. Zuigtabletten verzachten de pijn enigszins en mijn stem klinkt raspend door het boordomroepsysteem als ik de aankondiging doe.
Op de kamer komt, net als ik in slaap val, de zon door een kier in de gordijnen op mijn gezicht schijnen. Ik draai me om, maar de wand van de kamer waar ik naartoe gewend lig is één grote spiegel waarin de zon zich weerkaatst. Ik moet het gordijn beter gaan sluiten, ik trek de twee helften in het midden naar elkaar maar dan ontstaan aan de twee kanten spleten. Wanneer kan een arme zieke moeie reiziger rust vinden? Slapen lukt matig en na drie uur woelen houd ik het voor gezien.
In de coffeeshop staan elegante dames in dure jurken met kettingen en strass omhangen. Aanvankelijk denk ik dat ze even nog wat willen eten voordat ze naar de cocktailparty gaan, maar het blijken een soort van boven-obers te zijn. Ze nemen de bestellingen op en zien er op toe dat alles goed verloopt. Door de droge statische lucht kruipen de sjieke japonnen een beetje tussen hun benen.
De voetbalclub van Sao Paulo SPFC loopt in het hotel rond. De crew heeft al kaartjes van ze afgetroggeld voor de wedstrijd van morgenavond tegen Santiago. Er wordt ze verteld niet te opvallend enthousiast te zijn voor SPFC in het stadion, dit om de woede van de Chilenen niet op te wekken. Leuke sport!
's Middags op een terras als ik van de zojuist aangeschafte zuigtabletten proef komt er een keurige oude dame naar me toe. Ze is netjes opgemaakt en ze draagt een jurk en vest van goede snit al kun je zien dat ze betere tijden gekend hebben. Tot mijn schaamte bedelt ze geld van me. Later nog een moeder met vier schattige dochtertjes.
Ik ga vroeg naar bed hoewel ik nog even tv wil kijken. Maar de spiegelwand weerkaatst me in alles wat ik doe en dat ergert me. Je komt jezelf trouwens in de rest van het hotel ook overal tegen. De interior decorator heeft kennelijk een passie voor spiegels. In de liften, tegen de wanden en in nissen: overal zijn spiegels. In de bar is het wel héél gevaarlijk, je doet de deur open en denkt dat je de bar binnenstapt, maar dat is dus een spiegel tegen de wand. Als je niet uitkijkt bots je tegen jezelf op, een koude gladde ontmoeting met een spiegel. Alice in Wonderland.
Wanneer ik voor het slapen gaan het raam openzet hoor ik door de mistige avond een hond blaffen. Zou het diezelfde hond zijn die me vroeger op de stationeringsnachtstop uit de slaap hield? Ik snuif de nachtlucht op en ruik de geur van rook. Ik denk aan de oorlog. Dan stap ik in bed en val in diepe slaap.
De volgende morgen tijdens het ontbijt komt er iemand naast me zitten. Hij draagt sandalen met dunne riempjes aan blote voeten. Ik vind dat iedereen zelf maar moet weten wat ie aantrekt, maar sandalen aan blote voeten, daar heb ik wat tegen. De tenen lijken zo op garnalen in een mandje en als je dan ook nog naar de stad wil wandelen door al dat stof. Nou ja....
Terwijl ik mijn prickly pear eet ontspint zich een wezenloos gesprek. Hij wijst me op een boek van Graham Greene dat ik mee had genomen voor het geval dat ik alleen aan het ontbijt zou hebben gezeten en zegt: "Van dat detective - boekjes lezen, daar ben ik van af, het is allemaal hetzelfde eigenlijk en ook al die spionage boeken, daar ben ik helemaal van af". Ik knik, al geef ik toe dat ik een leuke detective best kan waarderen. "Maar ik heb pas een boek gelezen van een Engelse schrijver, kom, hoe heet ie ook alweer". "Geen idee", zeg ik. Dan begint ie te vertellen waar het boek over gaat. Het verhaal zegt me niets. "Nou ja, ik kom er wel op", gaat ie verder na een eindeloos verhaal met ups en downs, scheidingen, weggelopen kinderen, erfenissen met ruzies, sterfgevallen met goede afloop, alles. "Ja de titel ben ik kwijt, maar het is tenminste echte literatuur. En nu ben ik bezig aan een Amerikaanse schrijver, prachtig boek". "En hoe heet dat dan?" vraag ik. "Ja ik kan er even niet opkomen", en ook de titel van het boek is hij kwijt. Zo worden nog drie boeken besproken en langzamerhand begin ik behoorlijk te zweten. Mijn verkoudheid komt eruit, maar wat een vreselijke kuur.
Terug op de kamer ga ik even liggen. Trek andere kleren aan en loop de stad in, na eerst een kaart te hebben gekocht. Ik draag "sensible walking shoes" en dat moet ook wel want het blijkt een heel eind lopen te zijn. Op de kaart lijken de afstanden bedrieglijk kort. Ik loop langs een lange zeer drukke verkeersweg, het verkeer braakt naar hartelust grote rookwolken uit en boven de stad hangt een vuilgele wolk van uitgestoten afvalgassen. In het centrum staan hoge gebouwen in te nauwe donkere straten vierkant te zijn. Zoals in New York omstreeks de twintigste straat aan de Eastside. Het is overal zeer druk, veel kleine winkeltjes die allerlei plastic prullaria verkopen. Ook zijn er heel veel banken. Ik noteer: de bank van Concepción, de bank A. Edwards, de bank van Boston, de bank van Chili en Spanje en dan nog de grote Amerikaanse banken. Maar nergens een bank om op te gaan zitten. Meer uit moeheid dan uit properheid laat ik mijn bestofte schoenen poetsen, want de schoenpoetsers verschaffen een krukje om op te gaan zitten. Het is 14 graden en schitterend weer, de mensen lopen er een beetje ouderwets gekleed bij; sommigen die het betalen kunnen dragen een winterjas. Hier en daar zie je een hippieachtige figuur rondlopen met baard en gitaar, over het algemeen keurige armoede. Nederland 1948. Dan moet ik afrekenen: 18 pesos, alles kost een cent want de peso is precies een cent waard.
Voor het Moneda Paleis, het officiële verblijf van de president, bevindt zich wel een plein. Het is een strakke saaie ruimte, met een streng aangelegd parkje in het midden. Ik loop even voor het paleis langs. Voor de poort staan drie militaire wachten in groene uniformen en met hoera - petten op. Niet zo maar even hoera, maar echt heel erg HOERA. De middelste draagt een glimmend gepoetst machinepistool, de mannen die naast hem staan dragen oude geweren. Ze hebben hoge laarzen aan en kijken vanonder hun petkleppen met een woedende, blikkerende oogopslag naar het publiek en ook naar mij dus. Zodanig zelfs dat ik er niet voor een tweede maal langs durf te lopen. Ze denken, alles voor de baas. En ik denk, ik kan het niet helpen, hoeveel zouden jullie er dood geslagen hebben? Huiverend loop ik weg. Verderop ontdek ik een winkelgalerij, zoiets als de Passage in Den Haag, alleen niet zo sjiek. Veel winkeltjes waar kleren verkocht worden en allemaal weer heel erg druk. Ik besluit wat witte zakdoeken te kopen want die heb ik vergeten van huis mee te nemen op reis. In de winkel laat de vrouw die me helpt zien wat ze zo aan zakdoeken in huis heeft. "Zijn deze van cotón ?" vraag ik in mijn beste Spaans aan haar, want ik heb een hekel aan kunststoffen zakdoeken, zo scherp aan je neus. Ze knikt wat aarzelend. Buitengekomen zie ik dat op het zakje staat: 100% Algodón. Verdorie, denk ik, weer van kunststof. Algodón, dat moet wel een soort nylon of polyester zijn. Terug op mijn kamer kijk ik toch nog even in mijn woordenboekje: algodón is katoen. Daar ben ik het niet mee eens want ik vind cotón veel katoeniger klinken.
's Avonds eet ik met mijn vrouwelijke collega's in het hotel restaurant. De ober denkt ook dat een woord iets betekent wat het niet is. Hardnekkig zegt hij tegen de dames: "Yes, Sir. No Sir".
Dan komt de crew terug van het voetballen. Het is twee - twee geworden, maar ze zijn voor het einde van de wedstrijd weggegaan want er werd met flessen gegooid en er werden leuzen tegen het bewind geroepen. Dan denk ik opeens aan het stadion, dat is toch dat stadion geweest waar men na de staatsgreep de mensen heeft opgesloten? Weer huiver ik. Er is hier veel om over te huiveren.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?