08 februari 2006

 
In Ankara gelogeerd
Juli 1984

Bij het nieuwe station Zuid waren stalletjes gebouwd, zag ik toen ik het station verliet. Ik kwam terug van een nachtstop Ankara. De stalletjes, één voor vis en de ander voor bloemen. Er stonden in het visstalletje, het World Fish Center, vanwege de recente opening allerlei bloemstukken. Zodat het net leek of alle twee stalletjes bloemen verkochten. Pas bij nader inzien zag men er de rolmopsen en lekkerbekjes liggen. Het verbaasde me dat de stalletjes open waren, want het was immers zondag?
In de tram werd mijn verbazing nog groter, want het was, terwijl we door de straten reden, ongewoon druk en dat kwam omdat alle winkels open waren. En dat op zondagmiddag! Was dit een nieuwe regeling waar ik geen kennis van had genomen, dat, zeg maar, éénmaal per maand de winkels op zondag open zouden zijn? Eenmaal thuis vielen me de schellen van de ogen, de zaterdagkrant werd net bezorgd en de radio gaf typische zaterdagprogramma’s. Het was even vreemd, ik had te snel geleefd, ik had een dag overgeslagen.
In de vliegerij is dat gevoel van desoriëntatie tamelijk gewoon, geloof ik. Ook de vorige dag, toen we het stationsgebouw in Ankara uitstapten, kreeg ik een sterk gevoel van déja vu. Het leek allemaal ontzettend op de situatie in Santiago de Chile. Een indruk die pas week toen we door een landschap met ronde grasbegroeide heuvels reden en door plaatsen met namen zoals: Pursaklar en Havalaani. En dat vind ik dan weer zo Fins klinken. De huizen, die aanvankelijk spaarzaam in het landschap zijn uitgestrooid, lijken alle door één en dezelfde architect te zijn gebouwd. Vierkant, wit, en met rode piramidevormige pannendaken. Allengs verdikt zich de verbouwing en zien we kleinere huisjes, maar wel in dezelfde vorm, tegen steile hellingen aangeplakt. Ze zijn te bereiken via smalle paadjes. Het zijn clandestiene woninkjes, eigenlijk zoals de favelas in Rio. Al lijkt het er hier wat beter uit te zien. Ze hebben elektra maar geen water, dat moet beneden aan de berg worden opgehaald. Na vijf jaar wordt de bewoning wettig, vertelt ons een ingewijde, die met ons in de bus meerijdt.
Het is donker geworden en we rijden door levendige, maar spaarzaam verlichte straten, waar door het verkeer druk op voetgangers wordt gejaagd.
Dan staan we voor het hotel. Op de één of andere manier, ik denk doordat alles in een saaie moderne stijl is gebouwd, dringt de vergelijking met Stuttgart of een andere in de oorlog platgebombardeerde en naderhand weer opgebouwde stad zich op. Ankara is weliswaar niet gebombardeerd, maar is toch van zeer recente oorsprong. Was het niet Kemal Atatürk, die de stad zo'n zestig jaar geleden heeft gesticht?
Ook in de lobby van het hotel doet alles erg Duitsig aan en eenmaal op de kamer is de indruk zo verpletterend Duits dat ik in mezelf die taal begin te spreken.
Als ik door het grote raam naar buiten kijk zie ik een hoog kantoorgebouw.
Het was vele jaren geleden in Stuttgart in een hotel met eenzelfde uitzicht. 's Morgens om zeven uur doe ik met een ruk de gordijnen open en kijk op slechts een tiental meters afstand in een grote kantoortuin waar typistes en klerken al druk bezig waren. Zo druk dat ze mijn naakte gestalte niet waarnamen. Haastig sloot ik weer de gordijnen.
Nu doe ik ook de gordijnen dicht en zet ik de radio aan. Zou onder één van die vier knopjes een klassieke zender zitten? Inderdaad prachtige koorzang vult de vierkante kamer: Es ist ein Ros’ entsprungen. Het loopt tegen Pasen.
Een half uurtje later staan we met zijn allen weer beneden in de lobby. We gaan wat eten in het restaurant Piknik, wat ons is aanbevolen. Het is iets verder dan een in het oog springend ander restaurant, Beyaz Saray genaamd, althans zo is ons verteld. We lopen zoals ons is gezegd rechtsaf de hoek om en zijn in een drukke straat met overvolle terrasjes. Het is erg donker in de straat en je moet goed uitkijken waar je loopt. Even verder is daar Beyaz Saray, maar dan raken we in verwarring want alle verderop gelegen terrassen en restaurants blijken Piknik te heten. Misschien is dat ook het Turkse woord voor restaurant veronderstellen we. We lopen terug naar Beyaz Saray. Buiten is alles vol en binnen zijn de meeste tafeltjes ook bezet. De zaalchef met grote snor wijst ons in een donkere hoek nog een lege tafel aan. Ik verdwijn nog even naar het toilet voor een plas. Zelden heb ik zo'n smerig toilet gezien en de ammoniakgeur beneemt me bijna de adem. Ik weiger dan ook iets op het schoteltje van de luiste en oudste toiletjuffrouw ter wereld te leggen. Wel houdt ze een fles reukwater in haar hand om iedereen tenminste nog iets fris mee te geven. Ook dat wil ik niet. Ik vind mezelf schoner dan haar handdoeken, die in onbeschrijflijke staat naast de even gore fonteintjes hangen.
Aan tafel brengen we het personeel in grote verwarring door om kaarsen te vragen. Er komen twee verjaardagstaartkaarsjes, die net zo lang branden als de lezing van het menu. Dan zitten we weer in het duister en we betreuren de afwezigheid van een pechlamp om ons voedsel bij te kunnen verorberen - grapje van Wina Born -.
Terwijl we een glaasje wijn uit Efeze drinken hoor ik opeens het orkestje, dat in een andere wel verlichte hoek van de eetzaal zit. Ze spelen ‘Chestnuts roasting in an open fire’. Nu begin ik helemaal aan mezelf te twijfelen. Het loopt toch wel tegen Pasen? Door vele gedienstige obers wordt nu een uitbundige hoeveelheid voedsel op tafel gezet, het is lekker maar een beetje vettig eten. De koffie willen we graag buiten op het terras drinken. Er zijn veel tafeltjes vrijgekomen en al gauw blijkt waarom: het is flink afgekoeld. Maar ja in Amsterdam is de temperatuur nog om de zes graden, dus wij vinden het bij een graad of twaalf al erg aangenaam.
De rekening komt na enige tijd en alles heeft de man slechts een gulden of twintig gekost. Ik complimenteer de gérant met het eten en zeg dank u wel in het Turks. Tesekkur ederim. Hij glimlacht beleefd om mijn poging en vraagt dan waar we vandaan komen. “Uit Nederland”, antwoord ik. Maar dan trekt zijn mond zich zo zuinig samen dat zijn geweldige snor bijna een ringbaardje wordt. Zonder verder nog te groeten loopt hij weg en ik heb hem niet weer gezien. Zeker een tweedehands auto van een Nederlander gekocht. Wie zal het zeggen.
De volgende morgen, na een nacht vol angstdromen in de te warme kamer rijden we weg. Ik kijk nog even in de straten die de avond ervoor zo gezellig en levendig waren. Dat is nu moeilijk voor te stellen. De terrasjes zijn opgeborgen en alles ziet er grauw en armoedig uit. Het is doodstil op straat.
We rijden weg uit Ankara. Maar er wrikt iets in mijn hoofd dat alles anders ziet. "Stuttgart", zegt het, "Stuttgart".


This page is powered by Blogger. Isn't yours?