09 maart 2006

 
In Singapore gelogeerd
November 1980

Mijn haar moest geknipt. In Singapore had ik tijd en gelegenheid. Dat soort dingen doe ik liever langs de route want ik vind het een verlies van tijd en geld in Amsterdam.
Ik liep over de Orchard Street en had net wat boodschappen gedaan. Ik vroeg aan een voorbijganger waar ergens in de buurt een kapperszaak was. De man wist het niet maar vermoedde even verderop. Goed antwoord vind ik altijd. Ik liep dus verder in de brandende hitte en inderdaad enige honderden meters verder in een typisch oud Singapore gebouw, dat nog net niet door de slopers en stadsvernieuwing ontdekt was, vond ik een kapperszaak. Een oud afbladderend bord vertelde: ‘Young Hairfashion’. Roekeloos stapte ik naar binnen en was meteen aan de beurt. Ik bevond me in een smalle maar diepe ruimte met aan weerszijden spiegels, zodat als je geknipt werd, je meteen je achterkant kon zien. Dit drukte me weer met de neus op het feit dat bij mij de maan bijna op zijn volst door de bomen schijnt.
De kappers waren allen stokoude Indiërs die de moed allang hadden opgegeven en de paar aanwezige klanten verschilden niet veel met ze van leeftijd. Dapper ging ik zitten. De man begon. “Short”, zei ik maar hij verstond het niet of wilde het niet horen omdat hij zo vastgeroest was dat hij nog slechts één model beheerste. Op subtiele wijze hanteerde hij de schaar en ik raakte een beetje in een dromerige toestand door het geklik van de schaar, het gefriemel aan mijn hoofd en het gegeeuw van de kappers die niets te doen hadden. Toen hij klaar was wees ik hem de plekken aan waar volgens mij nog wel wat af kon. Vol medelijden keek hij me aan en begon zuchtend aan zijn arbeid.
Hierna besloot ik me te laten scheren. De stoel ging helemaal naar achteren en ik werd met een ouderwetse kwast ingezeept. Daar kwam Figaro met het mes. De huid glad trekkend begon de barbier langzaam te scheren. Kras, kras ging het mes. In doodsangst zat ik want het was duidelijk dat hij mij niet mocht. Eén verkeerde beweging en het was met me gedaan. Zeker toen het mes op m’n strot stond. Er werd nog wat Oosters op mijn wang gesmeerd en even later stond ik buiten. Vier Singapore dollars had het me gekost ongeveer vier gulden dus. Ik vertelde het even later aan een Singaporeaanse kennis van me en die vond nog het aan de dure kant ook!
Voor het eerst kwam ik achttien jaar geleden in Singapore. Wijlen Huub Poel was de purser. Singapore had nog een klein verlaten vliegveld waar het personeel landerig stond te wachten of er misschien nog gevlogen werd. We logeerden in een hotel vlakbij de kust. Seaview heette het.
In die tijd vlogen we wegens politieke moeilijkheden omtrent Nieuw Guinea niet naar Jakarta en in Singapore kwamen we nauwelijks omdat het geen commerciële mogelijkheden bood. In het Seaview ben ik toen bijna in bad verdronken doordat ik door oververmoeidheid in slaap viel. Toch was ik niet zo moe of ik ging met de crew samen eten. Ik herinner me zelfs dat er Lobster Thermidor op de kaart stond. Een ongekende luxe en bijna voor niets. Daarna kwam ik er nog eens op een rare stop. ’s Morgens vroeg uit Manila weg en dan zeg maar acht uur slippen in Singapore en ’s avonds weer door naar Bangkok.
Singapore zag er toen heel anders uit, alleen maar eigenlijk het soort huizen en winkels dat tegenwoordig nog in en om Albert Street staat. Albert Street wordt trouwens ook al afgebroken. Het straatnaambordje was laatst toen ik er was al van de muur verdwenen.
We logeerden daar voor die paar uur in het befaamde Raffles Hotel. Een hotel van groot belang in die tijd. De geest van W. Somerset Maugham waarde er rond terwijl W. nog niet eens dood was. Daar zaten Engelsen in de lobby ‘pink gin’ te drinken. Gin met een druppeltje Angostura. Maar door de bouw van nieuwere hotels was het Raffles al aan zijn neergang begonnen.
Het plafond in mijn kamer was wel drie meter hoog. Allerlei buizen liepen er langs de muur, een fan was aan het plafond bevestigd en er zat een airco in je raam. Het raam zat zo hoog dat je er niet door kon kijken of je moest op een stoel gaan staan. Nog later raakte het Raffles helemaal in verval. Maar naar verluidt heeft een rijke Chinees zich het lot aangetrokken en is het geheel in oude glorie hersteld. Om dezelfde nostalgische redenen als die van de Chinees wordt het Raffles nu weer druk bezocht. Al kan het de Singaporeanen niet zoveel schelen volgens de tv uitzending die ik nota bene in Sydney zag.
Die houden meer van moderne hotels zoals het Hilton waar we toen we met regelmaat op SIN begonnen te vliegen gingen verblijven. Het is vierentwintig verdiepingen hoog en ik vind het wel een plezant hotel. Het zwembad bevind zich op het dak waar je een prachtig uitzicht over de stad hebt. Tevens is er een bar en graag mag ik daar om ongeveer zes uur zitten wachten tot de zon ondergaat, met een perfect gemengde dry martini voor me. Ik vind daar op die plek en dat uur rust en troost. We bleven ongeveer vijf jaar in het Hilton. Daarna werd het en is het nog steeds het Hyatt Hotel.
Singapore heeft met Amsterdam als overeenkomst dat het een slappe bodem heeft. Dus geheid dat er rond het Hyatt geheid wordt. Maar ja, het ene winkelcentrum na het andere wordt uit de grond gestampt.
Vroeger waren de kamers van het Hyatt somber rood, somber groen of somber blauw. Vorig jaar zijn ze echter opnieuw ingericht, in een fraaie zandkleur. Tevens werden in opdracht van de autoriteiten de elektrische leidingen vernieuwd. Dat leverde een lawaai op waar echt niet doorheen kon worden geslapen en waar je zelfs gewoon niet bij aanwezig kon zijn. Ik ontvluchtte dan ook de herrie en nestelde me met een boek of zo bij de Holiday Inn aan de overkant. In de coffeeshop waar het een zeer gezellig komen en gaan is van de meest uitlopende soorten mensen. Modieuze Chinezen, getulbande Indiërs, Maleisiërs in sarong en Australische families. De mannen in die typische korte broek waar Australië het alleenvervaardigingsrecht van schijnt te hebben. De vrouwen in bloemetjesjurk en krulletjeskapsel. Met veelal een totaal verwilderde uitdrukking in de ogen, die het midden houdt tussen, wat doe ik hier eigenlijk en ik moet nog zoveel kopen!
Terug op de kamer in het Hyatt. De radio doet het meestal wel en de tv ontbrandt keer op keer tot mijn tevredenheid. Het water uit de douche is gloeiend heet, al zit de douchekop wel laag voor mij. Een collega moest zijn onwetendheid over dit hete water eens bezuren met een verbrande rug. Eerst het koude water aan dus en buiten de douche blijven staan om het water te proberen. De bedden zijn wel wat zacht maar je kan een plank krijgen als je het meldt.
De was krijg je mits vóór veertien uur ingeleverd binnen twee of drie uur terug. De crewinfo zegt vóór tien uur, maar die lui van de crewinfo willen je graag vroeg uit bed hebben. Ook zegt de crewinfo de was niet buiten te zetten. Maar als je laundry op zes belt zeggen ze: “Leave it outside please?”. Perfect die wasserij. Laatst belde zelfs de laundry om me te melden dat er een knoop van m’n uniformjasje miste.
Het blauw - groene, uit vele glazen bestaande, plafond in de hal beneden is een kunstwerk op zich. Kortom het Hyatt is prima. Hoewel, er waren wel eens wat problemen met ‘opdubbelen’, maar ik hoor dat dat voorbij is.
In Singapore is er volop gelegenheid om inkopen te doen. Velen geven zich daar met hartstocht aan over. Zelf loer ik op een kleine cassette recorder met koptelefoon. Zodat ik, zoals een collega eens decadent opmerkte, met mijn voeten in de Arabische Golf kan zitten en met mijn hoofd in het Concertgebouw.
Foto’s ontwikkelen is er goedkoop. Hemden enzovoort laten maken is duurder dan in Bangkok, maar ik vind wel beter.
En dan natuurlijk het eten. Alles is er mogelijk. Ga nooit ergens zitten en bestel, zoals ik laatst iemand op de radio hoorde zeggen: “Eén portie Chinees”. Dat doe je niet.
In ons hotel kun je in verscheidene restaurants voor speciaal verlaagde prijzen eten. In het Marco Polo Hotel heeft men zelfs een zeer goede Franse keuken. Alle obers lopen er met Franse schorten voor. Als je niet bang bent voor een portie vervreemding moet je er beslist een keer naar toe. Liefst natuurlijk als Fransman verkleed, met baret en zo en maar ‘O lala’ roepen.
Ook heb je nog de carparks, waar je ’s avonds aan schragen vanaf rijdende keukens - als je er eet staan ze stil hoor - ware banketten worden aangericht. Elke wagen heeft zijn eigen specialiteiten en jongetjes rennen rond om overal vandaan de gewenste dranken en spijzen voor je neus te zetten. Albert Street, ook zo’n straat waar gegeten kan worden in de open lucht, wordt zoals reeds gezegd afgebroken en is voor Singaporeans te duur, maar voor ons rijkaards nog wel te doen.
Het is een hele reis om er te komen in Singapore, Maar als ik er eenmaal ben, komt het vertrek me altijd een dag of twee te snel.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?