13 maart 2006

 
In München en Nairobi gelogeerd
Juni 1980

Na een poos vakantie en na een kort vluchtje naar Chicago, waar we nu in het Palmer House Hotel logeren een prachtig hotel midden in de ‘Loop’, kreeg ik in de wekelijkse vrijdagaanbieding een Nairobi - Johannesburg reis voorgeschoteld.
Eerst als passagier naar München. Toch altijd weer luxueus vind ik. Aan boord waren twee bedden gemonteerd om op de terugweg mensen met gebroken skibenen op te vervoeren. De optimistische KLM’er in München zei me, dat als je die honderdduizend skiërs in aanmerking neemt, die twee of drie ongelukken toch erg meevallen. Ja, dat is waar beaamde ik.
Maar toch. Sneeuw vind ik niets. Daarom liever geen reizen voor mij naar Montreal of Anchorage in de winter. Trouwens, ik kom daar hooguit in het tussenseizoen. Want dan hoeven de skiërs niet zo nodig vanwege het grijze en nare weer. Maar daar wil ik het niet over hebben.
We kwamen aan in München en gingen vlug met het busje naar het International Hotel in de Hohenzollernstraße in een buurt die, wat sfeer betreft, een beetje lijkt op Amsterdam Zuid. Bij het inschrijven begon de discussie: “Gaan we nog wat doen?”. Ik zelf houd niet van in grote groepen uitgaan. Vijf man is voor mij het maximum. Maar aangezien ik niet goed weet hoe uit een grote groep onbekenden snel een paar gezellige typen uit te zoeken. Dus kwam het er op neer dat ik helemaal niet mee ging.
Op mijn kamer gekomen raakte ik een beetje gedeprimeerd. Nou is die kamer in München niet bepaald één van de vrolijkste. Kale witte muren, een donkere ingebouwde kast, een bed met een Duits dekbed, een makkelijke stoel en een tv toestel. Het uitzicht is op het fornuis van de buurvrouw.
Dus maar even wachten op de koffer. Twee mark voor de kofferjongen wordt door de crewinfo aanbevolen. Duur hoor!
Dan onder de douche. Het is onder die douche theoretisch mogelijk droog te blijven. Het water sproeit alle kanten op behalve op de doucher. Het ontbrekende douchegordijn maakt er een aardig waterballet van.
Wat nu? Ik kende in de namaak oude - want in de oorlog verwoeste en naderhand gerestaureerde - stad een wijnlokaal. Het hotel uit, rechtsaf en vervolgens op de hoek van de straat weer rechtsaf. De Leopoldstraße uitlopen. Ongeveer twintig minuten flink doorlopen. Tot je op een pleintje komt waar twee grote stenen leeuwen staan. Tegenover de Theatinerkirche bevindt zich een oud voormalig klooster waarin dit wijnlokaal is gevestigd. Men zit er aan lange houten tafels en je schuift gewoon aan bij de andere wijnliefhebbers.
Wijnen uit de Palts worden er geschonken en je kan er verscheidene schotels bij eten. Dát dus en het lezen van wat kranten plus het bestuderen van medegasten maakte de avond toch tot een succes. Ausgerechnet kwam er wel een Amerikaans echtpaar naast me zitten. Toch was het een degelijke Duitse avond
Terug weer naar het hotel gelopen door de ijzige kou. Op mijn kamer installeerde ik me op de grote stoel en wikkelde me in het dekbed vanwege de kilte en sloot warme vriendschap met de tv - zwart wit -. Er werd een verrukkelijke Amerikaanse smartlapfilm vertoond.
Dan, naar bed! Dit had niet alleen een massage - trilapparaat maar tevens twee kuilen en een bult in het midden. Kuilen veroorzaakt door vele handelsreizigers die er hun nachten op hadden doorgebracht. Vervelend genoeg bevinden zich de kuilen aan de uiterste rand van het bed. Dus je begint liggend op de bult en zakt dan langzaam maar onafwendbaar af naar één der zijden om te eindigen op de harde rand. Verplicht bergbeklimmen dus. De radio doet het niet op mijn kamer, maar bij de buren kennelijk wel, zodat de dreunende muziek me noopt de Ohropax te hanteren.
Het kussen is wel zeer klein. Maar na wat duwen en proppen wordt het toch iets groter dan een tennisbal en kan de nachtrust aanvangen.
Door de dunne gordijnen wekt de andere dag het daglicht me, maar door het sombere weer kan ik nog wat doorslapen.
Het hotelpersoneel is wel vriendelijk en behulpzaam.Toch waren ze onverbiddelijk streng tegen een collega die haar sleutel kwijt was en veertig DM moest betalen.
De volgende morgen komen we in Nairobi aan. Na veel pijn en moeite worden de koffers in de onhandig voorlangs gemonteerde bagagebakken in het busje geplaatst. Als we teruggaan naar Holland blijkt het allemaal nog veel onhandiger en te klein gezien de grote hoeveelheden fruit enzovoort die men naar het vaderland terugsleept.
Eindelijk rijden we weg. Nairobi baadt glanzend in de ochtendzon. In het Hilton wacht ons een verrassing. Tientallen dikke Amerikanen in safaripakken en met bijpassende hoeden met namaak panterbond randen maken zich op om met safari te gaan.
Het hotel is ontwricht lijkt wel. Voor de kassa’s staan lange rijen mensen en de liften kunnen de stroom niet verwerken. Veel mensen moeten de trappen gebruiken. Onder hen ontwaar ik een stewardess die uitgeput van de zeventiende verdieping naar beneden is gekomen met volledige bepakking. Ze vertrekt die morgen naar AMS. Onze kamers krijgen we echter wel ondanks de chaos. Dit keer voor mij een kleine kamer. Ook de koffer arriveert snel en tevens via roomservice het ijskoude biertje. Zesde verdieping.
Ik kijk net mooi uit over de gebouwen op de prachtige hoogvlakte waar Nairobi al zo’n negentig jaar staat. Ik denk aan al die safari gangers. Ze hebben gelijk. Want als het zo doorgaat met het stropen van wild, voorspelde me de ingewijde Ian Ross, is het over tien jaar met dat wild afgelopen. Haast u! Of ga naar Artis. Wel zo dicht bij en je hoeft geen safaripak aan!
Ook denk ik aan een avontuur, dat een collega meemaakte op safari. Ze waren in een gewone auto op weg en ergens ontmoetten ze een groep heel koddige apen. In hun enthousiasme openden ze een raam en gaven de dieren wat snoep en fruit. Een aap sprong echter zeer snel de wagen in en nestelde zich tussen twee personen op de achterbank. Opeens was het niet meer zo leuk. De chauffeur siste de reizigers toe: “Blijf doodstil zitten en verroer je niet. Laat hem alles pakken wat ie wil”. Dat wekte bij mijn zegsvrouw een giechelbui op. Enfin, na enige minuten, waarin de aap wat snoep steelt en wat met een kettinkje speelt vindt hij het niet meer zo gezellig onder de mensen. Hij verdwijnt weer uit het raam, dat snel wordt gesloten. Opgelucht rijdt men door. Raampjes dicht dus!
Vaak wandel ik ’s middags in Nairobi naar het Norfolk Hotel. Een zeventig jaar oud Engels hotel waar onder meer Teddy Roosevelt gelogeerd heeft. Hij ging aan het begin van de eeuw op groot wild jagen. Op het mooie terras drink ik eerst thee, vergezeld van een gebakje van de trolley. Dan wacht ik tot precies klokke vijf de bar met een grote sleutel wordt geopend.
Op mijn wandeltochten wordt ik soms aangesproken door zich gevlucht noemende Oegandese studenten. Ze willen werk en als dat niet kan, geld.
Moeilijk altijd!
Twee dagen later gaan we naar Joburg. Gedurende de grondstop begint het zo hard te hagelen dat er deuken in vleugels en staartvlak komen. De DC - tienen die daar staan houden er alleen wat deukjes aan over. De Boeings van de SAL komen er slechter vanaf. Geen enkele kan vliegen die avond. Na een langdurige en grondige inspectie vliegen we met veel vertraging terug naar NBO. We komen pas zeer laat in het Hilton terug.
’t Is er toch wel wat gehorig vind ik. Vooral de douches maken veel herrie en de stadsbussen van NBO ook. Maar overigens is het een aangenaam oord, al is het er wel eens wat saai als je al op safari geweest bent.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?